Gebrek

OVER HET PAARD GETILDE GEBREKEN

Algemeen 

Dieren, ook paarden worden in ons rechtsbestel aanzien als een roerend consumptiegoed, ook bij (ver-)koop. Dit wringt. Nuances dringen zich op, een paard onderscheidt zich immers van voorwerpen zoals een baksteen of een koelkast.

Voor voorwerpen zijn enkel samenstelling, productieproces, wetten van fysica en inherente eigenschappen der materialen en de naleving van handleidingen van belang voor de toestand van het voorwerp. 

Een paard daarentegen is geen voorwerp in een amorfe omgeving, doch een wezen met een geheugen en een bewustzijn dat emoties ondervindt en deze ook uit, dat zowel positief als negatief beïnvloed wordt door zijn omgeving, door de mensen die het behandelen. Het is een zeer gevoelig dier, tot grote prestaties te brengen, mits de juiste aanpak. Enkel een juiste aanpak, de symbiose tussen ruiter en paard, kunnen tot grootse prestaties leiden. Vandaar ook het begrip paardrijkunst.

Dergelijke symbiose en grootsheid kunnen in de kortste keren helemaal verknoeid worden door een verkeerde aanpak zelfs door een eenmalige mishandeling.

Het is ook een bijzonder teer wezen, dat door de minste fout of verkeerde behandeling  zelfs ten dode opgeschreven is. Een eenmalige verkeerde voeding kan een dodelijke koliek veroorzaken, het minste letsel kan tot een levenslange kreupelheid leiden.

Terwijl voorwerpen inert zijn, is een paard zeer gevoelig voor stress (die kan veroorzaakt worden door de omgang, omgevingsfactoren zoals geluid, comfort…

Toch blijven paarden geklasseerd als roerend goed.

Enige correcties worden gevonden in de wetgeving inzake de bescherming van dieren, zo kan verwezen worden naar : 

  • Vooreerst worden dieren beschermd bij de Wet betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, 14/08/1986, gewijzigd bij de wetten van 26/03/1993 en van 04/05/1995 en de uitvoeringsbesluiten.
    • In Wallonië werd de ‘Code Wallon du Bien-Etre Animal’, op voorstel van Waals minister van Dierenwelzijn Carlo Di Antionio (cdH) aangenomen, waarbij dieren expliciet erkend worden als levende wezens met gevoelsvermogens. 
  1. koop-verkoop

    Doch principieel wordt de koop/verkoop van een paard geregeld door het verbintenissenrecht. Het is een “bijzondere overeenkomst” met haar / zijn eigen specifieke regels.
    Het Burgerlijk Wetboek definieert het begrip “koop” als een overeenkomst waarbij de ene partij zich verbindt om een zaak te leveren en de andere partij zich verbindt om daarvoor een prijs te betalen.

    Er ontstaat een verkoop zo in hoofde van de koper als de verkoper door het louter akkoord gaan over het voorwerp en de prijs. De koopovereenkomst wordt solo consensu gesloten. Het is geen plechtige overeenkomst, de koop is niet afhankelijk van het vervullen van vormvereisten. Wel bestaat er een oud gebruik (handen schudden) en reglementen die de registratie van een eigendomsoverdracht over het paard (aanpassing van de gegevens van de eigenaar in de centrale databank) voorschrijven. 

    Zo geen geschreven overeenkomst nodig is om een koop af te sluiten, kan deze bijzonder nuttig zijn als bewijs van de overeenkomst of voorwaarden waaronder de koop gesloten werd, doch het geschrift is geen bestaansvoorwaarde van de koop.

    Samen met de eigendom, gaat het risico over.
  • Wilsgebreken

    De leer der wilsgebreken is dan ook van toepassing. Zo de wilsovereenkomst over voorwerp en prijs kaduuk tot stand is gekomen, kan deze nietig verklaard worden : de wil dient vrij tot stand gekomen zijn (geen geweld / dwang) en met kennis van zaken (dwaling, bedrog).

    Geen toestemming is geldig, indien zij allen door dwaling is gegeven, door geweld is afgeperst of door bedrog is verkregen (art. 1109 Bw.)

    De eigenlijke dwaling is de verkeerde voorstelling die een partij heeft aangaande een bestanddeel van de overeenkomst bij het sluiten daarvan. (A. DE BOECK, “De wilsgebreken dwaling en bedrog vandaag”, voetnoot 12, 42; H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge: principes, doctrine, jurisprudence, Tome I, Brussel, Bruylant, 1939,45; E. SWAENEPOEL, “Recente ontwikkelingen van de leer der wilsgebreken”, voetnoot 13, 336; W. VAN GERVEN en S. COVEMAEKER, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2006, 119.)

    Dwaling is alleen dan een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst, wanneer zij de zelfstandigheid betreft van de zaak die het voorwerp van de overeenkomst uitmaakt (zie art. 1110, eerste lid Burgerlijk Wetboek), m.a.w. als zij betrekking heeft op een element dat de partijen bij de contractsluiting als essentieel of doorslaggevend hebben beschouwd, zodat de overeenkomst zònder dat element niet zou zijn gesloten (zie o.m. : Cass. 8 mei 1905, Pas. 1905, I, p.214; Cass. 3 maart 1967, Arr. Cass. 1967, p. 829; Cass. 27 oktober 1995, Art. Cass. 1995, p. 920).

    Verder kan dwaling slechts aanleiding geven tot nietigheid van de overeenkomst voor zover zij verschoonbaar is, d.w.z. indien zij door ieder normaal, redelijk en voorzichtig persoon zou zijn begaan (zie o.m. : Cass. 6 januari 1944, Pas. 1944, i, p. 133).

    Dit wilsgebrek moet worden beoordeeld op het tijdstip van de totstandkoming van de overeenkomst. De vordering tot nietigverklaring van de koop/verkoop wegens substantiële dwaling kan slechts slagen voor zover dit wilsgebrek, en derhalve ook het beweerd ontbreken van de wezenlijke eigenschap, die daarvan de oorzaak zou zijn, reeds aanwezig was ten tijde van de de koop-verkoop.

    Bedrog is een oorzaak van nietigheid van de overeenkomst, zo een partij kunstgrepen bezigde, en wel van die aard dat de andere partij zonder de kunstgrepen, het contract niet zou hebben aangegaan (art.1116, eerstse lid BW.) Bedrog veronderstelt dat een van de partijen doelbewust de andere partij in dwaling bracht omtrent een doorslaggevend aspect van het contract, dit door het aanwenden van bedriegelijke, listige kunstgrepen. Dit impliceert materiële elementen (de kunstgrepen of listen) en een bedriegelijk opzet.

    Het verstrekken van verkeerde inlichtingen, informatie en/of een leugen is een bedriegelijke kunstgreep. Maar ook het stilzwijgen, kan in bepaalde omstandigheden bedrog zijn. Zo kan het verzwijgen van een veterinaire aandoening, waar het paard aan leed op het ogenblik van de verkoop, bedrog uitmaken. (vgl. Cass. 8 juni 1978, Arr. Cass. 1978,1189).

    Bedrog wordt niet vermoed, maar moet worden bewezen (art. 1116, tweede lid BW).

    Ook hier geldt dat het bedrog moet gepleegd zijn op het ogenblik van het tot standkomen van de wilsovereenkomst over voorwerp en prijs. 

    Wordt de koop vernietigd omwille van dwaling en/of bedrog, dienen partijen terug geplaatst worden in de toestand alsof geen overeenkomst tot stand kwam. Bijzonder probleem stel zich wanneer een paard ondertussen, sedert de verkoop negatief evolueerde.
  • Auctori incumbit probatio – bewijslast – timing

    Inzake koop en verkoop van een paard, veroorzaakt deze timing bijzondere problemen. Er moet immers aangetoond worden dat het bedrog of de dwaling aanwezig was op het ogenblik van de wilsovereenstemming, terwijl de koper pas (veel) later vaststelt dat hij dwaalde of bedrogen werd.

    De koper die beweert gedwaald te hebben, of bedrogen te zijn, wordt derhalve geconfronteerd met een torenhoge bewijslast. Terwijl een klassiek roerend goed (een auto, een baksteen…) inert is, is een paard een levend wezen, met een eigen bewustzijn, en zeer gevoelig van aard en dus gemakkelijk evolueert. In het kader van een later verhaal zullen vaststellingen van de toestand van het paard, zelfs door een dierenarts of een deskundige, niet-dienend zijn. Opnieuw zal verwezen worden naar de bijzonder gevoelige aard van het paard. Het karakter en/of de fysieke gezondheid van een paard kan op enkele dagen veranderen door het onderhevig te maken aan stress, over- of ondervoeding, een gebrek aan of overmatige inspanningen.

    Dit is des te meer van tel gezien het risico overgaat samen met de eigendom, ergo op het ogenblik van de wilsovereenstemming.  

    Pragmatisch wordt bij een verkoop meestal in een ontbindende of opschortende voorwaarde van een veterinaire keuring bedongen.

    Zo de nietigheid van de koopovereenkomst gevorderd wordt, gebeurt dit meestal in een burgerlijke procedure, waarbij als regel geldt :
    • dat de eiser de bewijslast heeft, 
      dat de overeenkomsten principieel bewezen moeten worden aan de hand van geschriften, 
    • dat een begin van bewijs mag aangevuld worden met getuigenissen, vermoedens, bekentenissen en eed…

      Hierbij mag niet vergeten worden dat een verslag van een dierenarts of andere getuige moet, om dienstig te zijn, de toestand van het paard beschrijven op het ogenblik van de wilsovereenstemming, niet op het ogenblik van het ontdekken van een beweerd “gebrek”.

      De aanstelling van een gerechtelijk deskundige botst op dit zelfde probleem, de toestand van het paard op het ogenblik van het tot stand komen van de verkoop moet onderzocht worden, niet de toestand van het paard op het ogenblik van het deskundig onderzoek. Eigenlijk een onmogelijke taak, gezien de gevoeligheid van het dier. Dit terwijl het niet de taak is van de Rechter, noch van de verweerder, doch wel van de eiser, om voldoende bewijzen aan te brengen.

      Het klassieke soelaas om strafklacht neer te leggen wanneer men in de burgerlijke procedure niet over voldoende bewijsmiddelen beschikt, is evenmin een oplossing. Immers een burgerlijke procedure zal geschorst zijn zolang de strafprocedure aanhangig is, waarmee opnieuw kostbare tijd verloren gaat en de kans op succes (bewijs van de toestand op het ogenblik van de wilsovereenstemming) met de dag slinkt.
  • Verborgen gebreken

    De redenering die schuilt achter de leer der verborgen gebreken, gaat ervan uit dat een gebrek in het gekochte goed zich pas na de verkoop manifesteert, doch wel reeds inherent aanwezig was op het ogenblik van de verkoop.  

    Van een kandidaat koper wordt verwacht dat hij het voorwerp dat hij wenst aan te kopen, onderzoekt dat hij evalueert of hij het goed, zoals hij het onderzocht en met de zichtbare gebreken, wenst.

    Mocht na aankoop blijken dat een gebrek aanwezig was op het ogenblik van de tot standkoming van de koop (wilsovereenstemming over voorwerp en prijs), doch toen niet zichtbaar was, heeft de koper een vordering lastens de verkoper :  Art. 1641 B.W. : De verkoper is gehouden tot vrijwaring voor de verborgen gebreken van de verkochte zaak, die deze ongeschikt maken tot het gebruik waartoe men ze bestemt, of die dit gebruik zodanig verminderen dat de koper, indien hij de gebreken gekend had, de zaak niet of slechts voor een mindere prijs zou hebben gekocht.

    In het geval van art. 1641 en 1643 B.W.heeft de koper de keus tussen de ontbinding of de prijsvermindering (art. 1644 B.W.). De koper blijft deze keuze behouden tot zolang de verkoper geen instemming heeft gegeven of de rechter geen uitspraak heeft gedaan.

    Evenwel, het gemeen Recht, art. 1641 ev. Bwb., is niet van toepassing, doch wel de Wet van 25 augustus 1885 houdende de Herziening van de Wetgeving inzake Koopvernietigende Gebreken.

    Op het ogenblik dat een bijzondere wetgeving voorhanden is om een rechtsvordering te stoelen, gaat deze bijzondere wetgeving in elk geval voor op het gemeen recht volgens het algemeen principe LEX SPECIALIS DEROGAT LEGI GENERALI. 

    Zulks is des te meer van toepassing, gezien de uitzonderingswetgeving van recentere datum is dan het gemeen recht.

    Daarenboven laat de titel van deze uitzonderingswetgeving weinig twijfel : “ Wet van 25 augustus 1885 houdende de Herziening van de Wetgeving inzake Koopvernietigende Gebreken. Art. 1. Enkel volgende ziekten of gebreken worden als koopvernietigende gebreken beschouwd:…

    Zodat een vordering inzake koopvernietigende gebreken voor de verkoop van dieren behorend tot het paardenras slechts ingesteld kan worden op grond en onder de voorwaarden van de wet van 25 augustus 1885 houdende de herziening van de wetgeving inzake koopvernietigende gebreken, zoals uitgewerkt door het Koninklijk Besluit van 24 december 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij verkoop of ruiling van dieren. 

    Artikel 1 van de Wet van 25 augustus 1885 bepaalt dat: “ Bij de verkopingen of ruilingen van paarden, ezels, muilezels en andere huisdieren die tot het schapen-, runder- of varkensras behoren, worden de ziekten of gebreken die de door de regering vastgesteld worden, met de beperkingen en de voorwaarden die zij aangewezen acht, voor koopvernietigende gebreken gehouden en zullen zij alleen aanleiding geven tot de vordering voorzien bij artikel 1641 van het burgerlijk wetboek”

    Krachtens art. 1 van het KB van 24 december 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij verkoop of ruiling van dieren, stelt “Enkel volgende ziekten of gebreken worden als koopvernietigende gebreken beschouwd: 1° bij paard, ezel, muilezel of muildier : malleus; infectieuze anemie…

    De toepassingssfeer van artikelen 1681 e.v. Bwb. (verborgen gebreken) wordt door deze bijzondere wet ten zeerste beperkt tot een paar limitatief opgesomde specifieke ziektes. 

    Er zal tevergeefs verwezen worden naar eenmalige rechtspraak, die in strijd is met vaste rechtspraak Grondwettelijk Hof nr. 28/2014 van 13 februari 2014, B.S. 2 april 2014)

    In toepassing van artikel 6 diende de vordering in elk geval te zijn ingesteld binnen volgende termijnen: “De termijn voor het instellen van een rechtsvordering wegens koopvernietigend gebrek is, voor de levering vastgestelde dag niet gerekend, veertig dagen in geval van viremisch voor het BVD virus, dertig dagen in geval van besmettelijke pleuronomie, rundertuberculose of enzoötische runderleucose, vijftien dagen in geval van rundertuberculose of witte varenziekte en negen dagen in de andere gevallen”.

    Rechtsvorderingen dienen ingesteld te worden binnen een maximale door de regering te bepalen termijndewelke de dertig dagen niet mag overschrijden (art. 2).

    Deze termijn is gesteld op straffe van verval (art. 2). 

    Deze wet voorziet tevens in een specifieke en uitsluitende bevoegdheid van de Vrederechter, die op eenzijdig, zelfs mondeling, verzoek (dat aan geen enkele vormvereiste moet voldoen), uitspraak doet (art. 4 Wet 25 augustus 1885). 

    De wetgever heeft derhalve duidelijk en doelbewust de gemeenrechtelijke regeling inzake vrijwaring voor verborgen gebreken bij de verkoop van paarden aan strengere restricties onderworpen. De ratio legis van de Wetgever dd. 1885 blijkt daarenboven bijzonder actueel gebleven te zijn.

    “ De moeilijkheden voorkomen door vaste, in het hele land verplichte en publiekelijk bekende regels aan te nemen, eerlijk gemaakte overeenkomsten stabiel maken en hindernissen vermijden die de ontwikkeling van de landbouw en de handel in de weg kunnen staan, vromen een werk waarmee de wetgever, in het algemeen belang, zonder aarzeling moet instemmen ” (Parl. St., Senaat, 1849-1850, nr.15, p.1).

    “  Een aantal betrokkenen, de handelaars en de dierenartsen vooral, pleiten voor het Engelse systeem, met andere woorden de afschaffing van elke wet betreffende de koopvernietigende gebreken.  De Regering heeft wijselijk gehandeld door die zienswijze af te wijzen en een wetgeving ter zake te handhaven.  Zonder wet vallen de transacties inzake de verkoop van dieren onder het gemeen recht en in dat geval hebben de bijzondere overeenkomsten kracht van wet.  Die regeling laat de kwekers op het platteland volledig over aan de willekeur van de handelaars, die hen vaak voorwaarden opleggen waarvan zij de draagwijdte niet kunnen begrijpen.

    Een ander nadeel van die regeling is dat in alle transacties een derde optreedt (koopman);  zowel voor de verkoper als voor de koper leidt de aanwezigheid van een derde echter steeds tot het verlies van het grootste deel van de winst.

    Zodra het beginsel van de wet werd behouden, moest een dubbele hindernis worden vermeden.  Enerzijds moesten de rechten van de verkoper worden gevrijwaard en moest hij worden beschermd tegen de manoeuvres van een oneerlijke koper.  Anderzijds moet de koper alle nodige middelen worden geboden om zich te verdedigen tegen de misbruiken van een weinig scrupuleuze verkoper.
  • Niet conforme levering

    De verbintenis van de verkoper tot vrijwaring voor verborgen gebreken zal pas rijzen wanneer er, nà de levering, alsnog een probleem opduikt met betrekking tot de geleverde zaak (zie o.m. : H. DE PAGE, Traité élémentaire de droit civil belge, IV/1, Brussel, Bruylant, 1972, p. 130-132, nr. 95 en p. 202-203, nr. 172; A. CHRISTIAENS, “Commentaar bij art. 1641 B.W.” in X. (ed.), Bijzondere Overeenkomsten.  Commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Mechelen, Kluwer, 2000, Commentaar Bijzondere Overeenkomsten, p. 29, nr. 26; A. MEINERTZHAGEN-LIMPENS, “ La vente : erreur, non-conformité et vices cachés”, T.B.B.R. 1993, p.212, nr. 33). 

    Kan bij het later ontdekken van “gebrek”, terwijl men zich in gevolge de strikte wetgeving geen actie gestoeld op de leer der verborgen gebreken kan inleiden, nog beroep gedaan worden op een niet-conforme levering ?

    Terwijl voor een leek de vordering wegens niet-conforme levering zeer nauw aansluit op de leer der verborgen gebreken, is dit een geheel andere kwestie. 

    Eens de verkoop tot stand gekomen, dient de prijs betaald te worden en het verkochte goed geleverd. Levering is de overdracht van de verkochte zaak in de macht en het bezit van de koper (art. 1604, lid 2 B.W.). Deze bepaling is dwingend van aard. Het is dus niet mogelijk om er in de koopovereenkomst van af te wijken door bijvoorbeeld de verkochte zaak te omschrijven maar tegelijkertijd te vermelden dat het toegestaan is om een andere zaak te leveren. P. HARMEL, Theorie générale de la Vente in Répertoire Notarial tome 7 Livre 1, Bruxelles, Larcier, 1985, 193.

    De leveringsplicht van de verkoper is een resultaatsverbintenis. Dit brengt met zich mee dat de verkoper het bewijs moet leveren van een vreemde oorzaak om te ontsnappen aan zijn aansprakelijkheid. C. ALTER en R. THÜNGEN, “Les obligations du vendeur” in H. SUIJKERBUIJK (ed.), Manuel de la Vente, Mechelen, Kluwer, 2010, 187

    De verkoper is pas van zijn leveringsplicht bevrijd indien hij zich bevindt in de absolute onmogelijkheid om zijn verbintenis uit te voeren. Bij species zaken is hij bovendien ook bevrijd indien de zaak vergaat door overmacht.

    De leveringsplicht van de verkoper is ruimer dan louter de materiële afgifte van de zaak. De verkoper is ook verplicht om een zaak te leveren die met de overeenkomst in overeenstemming is, met haar vruchten en met haar toebehoren (art. 1604, lid 1 B.W., art. 1614, lid 2 B.W., art. 1615 B.W.). Bovendien is de verkoper verplicht om tot aan de levering voor het behoud van de zaak te zorgen (art. 1136 B.W.).  C.ENGELS, en M. DAMBRE, Bijzondere overeenkomsten Syllabus, Brugge, die keure, 2010, 44; B. KOHL, La Vente immobilière: Chronique de jurisprudence 1990-2010, Brussel, Larcier, 2012, 235.

    Samengevat : de verkoper is verplicht de door hem verkochte zaak te leveren, over te dragen in het bezit en de macht van de koper (1603 en 1604, tweede lid Burgerlijk Wetboek) en meer bepaald een zaak te leveren die met de overeenkomst in overeenstemming is (1604 Burgerlijk Wetboek).

    Kan hiermee de verkoop van een paard ontbonden worden omdat het geleverde paard niet aan de verwachtingen van de koper voldoet?

    Anders dan op eerste zicht lijkt, is deze rechtsfiguur moeilijk van toepassing. De koper koopt immers geen soort-goed, doch een geïndividualiseerd dier, met een eigen chip-nummer, met een eigen identificatie, dat hij onderzocht al dan niet bijgestaan door een dierenarts (veterinaire keuring). Hij koopt dat ene specifieke dier en geen ander.

    Het is derhalve eenvoudig na te gaan of dit paard, dan wel een ander geleverd werd.

    Het is niet omdat het verkochte en geleverde paard zich na de levering anders zou gedragen, gebrekkig of ongeschikt zou zijn, dat een niet-conforme levering zou hebben plaatsgevonden. 

    Dan zou de verbintenis tot vrijwaring voor verborgen van gebreken moeten gesanctioneerd worden, doch het toepassingsgebied hiervan werd ten zeerste beperkt door uitzonderingswetgeving.

    Het onderscheid tussen beide rechtsfiguren wordt duidelijk doordat andere rechtsregels van toepassing zijn, doch uit zich tevens in de gevolgen (nietigverklaring – ontbinding – schadevergoeding).

    Er kan verwezen worden naar de dynamiek van een verkoopsovereenkomst : na onderzoek van een goed, met zijn kwaliteiten en gebreken, wordt een bod uitgebracht op een goed, welk bod aanvaard wordt. De koopprijs dient betaald te worden, het goed geleverd. 

    Er is sprake van een niet conforme levering wanneer het geleverde goed niet volledig beantwoordt aan wat door de koper werd besteld, of wanneer in geval van de verkoop van een bepaalde hoeveelheid van een soortzaak, de verkoper goederen levert van een kwaliteit lager dan gemiddeld, of wanneer de geleverde zaak eigenschappen mist die door de verkoper uitdrukkelijk waren gegarandeerd (H. DE PAGE, o.c., p. 203, nr. 172)

    De levering is als het ware een scharnierpunt : voor de levering kan de koper de conforme levering van het gekochte goed vorderen, Doen zich na de levering problemen voor met betrekking tot het geleverde goed, kan de koper zich -onder welbepaalde omstandigheden- beroepen op de leer der verborgen gebreken.

    Beide vorderingen (niet-conforme levering en verborgen gebreken) zijn, gelet de feitelijke realiteit die zij viseren, niet cumuleerbaar. De koper kan, bij het zich voordoen van een verborgen gebrek, om de strenge wettelijke voorschriften te omzeilen, waaraan deze vordering onderworpen is,  geen vordering wegens niet-conforme levering instellen (Cass. 19 oktober 2007, Arr. Cass. 2007, nr. 495).
  • Soelaas 

    In de relatie tussen een beroepsverkoper van consumptiegoederen aan particulieren is de Wet van 1 september 2004 (Wet betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen) van toepassing. 

    Een particulier die een paard koopt van een beroepsverkoper, geniet een ruime bescherming : de beroepsverkoper wordt vermoed kennis te hebben van elk gebrek dat zich manifesteert binnen de zes maanden na de levering. Er geldt een vermoeden dat elk gebrek dat zich voordoet binnen de zes maand na de levering aanwezig was op het ogenblik van de verkoop.

    De verkoper blijft daarenboven aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat zich manifesteert binnen de twee jaar na de levering.



Emmanuel RYCKBOST

Advocaat